Erfgoedwet

Juli 2016 wordt een belangrijk moment voor de erfgoedsector. Voor het eerst komt er één integrale wet die betrekking heeft op onze museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water. Samen met de nieuwe Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk.

De nieuwe Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Bovendien worden aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. Het uitgangspunt is dat de beschermingsniveaus zoals die in de huidige wetten en regelingen gelden tenminste worden gehandhaafd.

Verdeling over wetten

Een gedeelte van de Monumentenwet zal uiteindelijk opgaan in de Erfgoedwet, een ander gedeelte zal opgaan in de Omgevingswet. De Omgevingswet is één samenhangende wet, waarin bestaande wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving geïntegreerd wordt, waarin de kwaliteit van de leefomgeving en daarmee cultureel erfgoed goed geborgd is.

Definitie cultureel erfgoed

(Erfgoedwet Hoofdstuk 1, art. 1.1)

Cultureel erfgoed wordt in de nieuwe erfgoedwet als volgt gedefiniëerd:

"Cultureel erfgoed:
uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden;"

Het beheer van de Rijkscollectie

(Erfgoedwet hfdst. 2)

De Nederlandse Staat is verantwoordelijk voor een omvangrijke collectie erfgoed die wordt aangeduid als de rijkscollectie. De rijkscollectie kent veel verschillende beheerders. Het grootste deel van de collectie bevindt zich in de rijksmusea. Een ander deel wordt beheerd door Rijksinstellingen zoals ministeries, colleges van staat, uitvoerende diensten en Nederlandse ambassades, consulaten en overige vertegenwoordigingen. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beheert namens de Minister van OCW de kunstcollectie van de Staat der Nederlanden, voor zover deze niet is ondergebracht bij verzelfstandigde rijksmusea.

De Erfgoedwet regelt de zorg voor de hele rijkscollectie op uniforme wijze. Het bevat één set van normen waaraan alle organisaties zich bij het beheer van museale cultuurgoederen van de Staat dienen te houden. Daarnaast kan de Minister van OCW bepaalde musea belasten met het beheer van collecties. Zij worden voor de kosten van het beheer en behoud zoals huisvesting, klimaatbeheer, beveiliging, restauratie en registratie voortaan structureel gefinancierd. Daarmee zijn deze musea voor beheerkosten niet meer afhankelijk van de vierjaarlijkse subsidiecyclus van de culturele basisinfrastructuur.

Aanwijzen rijksmonumenten

(Erfgoedwet hfdst. 3 en 4)

Ook in de toekomst zal slechts op beperkte schaal aanwijzing van nieuwe rijksmonumenten plaatsvinden. De nadruk ligt de komende jaren vooral op structurele verbetering van het monumentenbestand en niet op vergroten van de omvang ervan (zie hfdst. 3 van de Erfgoedwet). De criteria voor de aanwijzing van monumenten blijven ongewijzigd. De Raad van Cultuur adviseert niet meer over individuele aanwijzingsprocedures, wel nog over evt. aanwijzingsprogramma's.

De specifieke procedure voor aanwijzing van rijksmonumenten uit de Monumentenwet wordt vervangen door de uniforme voorbereidingsprocedure (uov) uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uov biedt de mogelijkheid om door middel van een zogenaamde zienswijze te reageren op een ontwerp-besluit. Daarmee krijgen zowel de Omgevingswet als de Erfgoedwet een uniforme procedure ter voorbereiding van besluitvorming. De bezwaarfase vervalt. Belanghebbenden kunnen gebruik maken van de zienswijzeprocedure uit de Awb om een ontwerpbesluit te laten heroverwegen. Toepassing van de uov leidt ook tot een kortere beslistermijn. Die gaat namelijk van tien naar zes maanden.

Monumentenregister

De Erfgoedwet doet een belangrijke uitspraak over de functie van het monumentenregister. Het register bevat alleen gegevens over de inschrijving en dient voor de identificatie van de rijksmonumenten. Het monumentenregister is niet bedoeld voor onderbouwing van de bescherming of uitvoerige beschrijving. Voor de beschikbaarheid van informatie over rijksmonumenten die gemeenten en eigenaren nodig hebben om te kunnen beslissen over aanpassingen van monumenten, ontwikkelt de RCE een digitale infrastructuur.

Interieurs

In de Erfgoedwet is de mogelijkheid gecreëerd om monumenten en hun interieurs in samenhang aan te wijzen als ensemble. Het belang van de samenhang en elkaar versterkende waarde van monumenten en hun interieurs wordt tot uitdrukking gebracht door een apart informatiesysteem. Hierdoor wordt de kennis voer belangrijke ensembles en hun waarde vergroot en worden de inspannningen voor de bescherming van ensembles ondersteund.

Vanwege de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en veiligheid is er een beperking gesteld aan de opname van gegevens in het informatiesysteem voor ensembles. In alle gevallen zal er een algemene omschrijving van het ensemble opgenomen worden. Hiermee worden de belangen van de eigenaar beschermd. Alleen als de eigenaar toestemming geeft wordt ook informatie openbaar over de individuele cultuurgoederen die tot het ensemble behoren.

De rijksoverheid erkent het belang van waardevolle interieurensembles. De overheid probeert in nauwe samenhang met het erfgoedveld op verschillende manieren de maatschappelijke bewustwording rond de zorgvuldige omgang met interieurs én interieurensembles te vergroten. Bijvoorbeeld door middel van het Interieurplatform en Interieurprogramma van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. verder worden onder andere verschillende woonhuismusea financieel ondersteund en staan de collecties van enkele prominente interieurensembles op de lijst van beschermde objecten.

De invoering van een instandhoudingsplicht

Er bestaat een aantal financiële instrumenten dat bijdraagt aan de instandhouding van rijksmonumenten. Ook geldt er een verbod een monument te beschadigen of te vernielen. Verder geeft recente jurisprudentie (Vlodrop, Wageningen) gemeenten een duidelijk kader waarbinnen ze kunnen handelen om bijvoorbeeld verwaarlozing tegen te gaan. Dit laatste is in de Erfgoedwet gecodificeerd met het opnemen van een instandhoudingsplicht voor rijksmonumenten.

Het gaat over het behoud van het monument en niet over het ontbreken van een likje verf. Dit laatste valt als reguliere werkzaamheden wel onder normaal onderhoud. In de Erfgoedwet is ten aanzien van Rijksmonumenten de norm vastgesteld dat de eigenaar de plicht heeft om het monument zodanig te onderhouden dat instandhouding gewaarborgd. Een vergelijkbaar artikel over instandhouding is opgenomen in de Omgevingswet. Wanneer deze inwerking treedt deze de rol van het artikel in de Erfgoedwet over.

De afstoting van cultuurgoederen in het bezit van overheden

(Erfgoedwet hfdst. 4)

Het Rijk, provincies, gemeenten en andere publiekrechtelijke rechtspersonen zijn eigenaar van omvangrijke en waardevolle collecties, vooral beheerd door musea. Ze zijn in beheer bij publiek gefinancierde instellingen, voor een deel verworven met publieke middelen en in de meeste gevallen voor iedereen toegankelijk.

Willen de overheid en andere publiekrechtelijke rechtspersonen een betrouwbare eigenaar zijn, dan is een zorgvuldige omgang met deze cultuurgoederen essentieel. Bijvoorbeeld door te voorkomen dat belangrijke cultuurgoederen uit het publieke domein verdwijnen. Daarom is als extra waarborg voor een zorgvuldige omgang met cultureel erfgoed in de Erfgoedwet een adviesplicht bij voorgenomen afstoting opgenomen.

In de Erfgoedwet zijn het Rijk, provincie, gemeente, waterschappen, universiteiten en andere publiekrechtelijke rechtspersonen verplicht een advies van een commissie van deskundigen in te winnen als zij cultuurgoederen willen afstoten waarvan zij eigenaar zijn. Het moet dan gaan om cultuurgoederen die mogelijk van bijzondere cultuurhistorische, wetenschappelijke of uitzonderlijke schoonheid zijn, en onvervangbaar en onmisbaar voor het Nederlands cultuurbezit. Dezelfde criteria die gelden voor de aanwijzing van beschermde cultuurgoederen.

De uitvoer, teruggave en het behoud van cultuurgoederen

(Erfgoedwet hfdst. 4, art. 3.18)

Nederland heeft zich aangesloten bij internationale verdragen die ons cultureel erfgoed beschermen. Nederland gaat daarmee de illegale handel in beschermde cultuurgoederen tegen en bevordert de teruggave ervan. De Erfgoedwet voorkomt dat beschermde cultuurgoederen onrechtmatig uit Nederland naar het buitenland verdwijnen. De Wet tot behoud van cultuurbezit wordt in de Erfgoedwet geïntegreerd. Eigenaren van beschermde cultuurgoederen moeten handelingen zoals verkoop blijven melden en hebben toestemming van de Erfgoedinspectie of van de Minister van OCW nodig als ze een object of (deel)collectie willen verkopen, veilen of bezwaren. 

De Erfgoedwet verandert inhoudelijk niets aan de huidige beschermingsregels voor uitvoer en teruggave. Wel is nieuw dat particulier initiatief beter in de gelegenheid wordt gesteld om actief bij te dragen aan het behoud van belangrijk cultuurbezit voor Nederland.

Twee wetten worden in de Erfgoedwet geïntegreerd die de internationale teruggave van beschermde cultuurgoederen regelen. Het gaat om de Wet tot teruggave cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied én de Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake de onrechtmatige invoer, uitvoer en eigendomsoverdracht van cultuurgoederen. Doel en werking van de bestaande wetten blijft ongewijzigd. Het blijft verboden om cultuurgoederen uit bezet gebied in te voeren en onder zich te houden, en om onrechtmatig uitgevoerde of gestolen cultuurgoederen in te voeren die door lidstaten bij het UNESCO-verdrag 1970 zijn beschermd. De Erfgoedwet verduidelijkt wat in het kader van de bestaande verdragen voor Nederland als beschermd cultuurgoed geldt.

Certificering in plaats van opgravingsvergunning

(Erfgoedwet hfdst. 5)

Het bestaande stelsel verandert op een aantal punten, maar blijft verder grotendeels in stand. De Erfgoedwet vervangt de huidige opgravingsvergunning van de Minister van OCW aan archeologische bedrijven door een wettelijk geregeld certificaat. Dat moet garanderen dat opgravingen volgens de wettelijke norm op professionele wijze worden uitgevoerd.

Amateurarcheologen en detector-amateurs

Amateurarcheologen in verenigingsverband worden in bepaalde gevallen vrijgesteld van de verplichting om een certificaat te hebben. Bijvoorbeeld bij opgravingen op een terrein waarvan bekend is dat daar beperkte archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Er moet dan wel sprake zijn van verstoring van deze waarden en de gemeente moet hierover een besluit nemen.

Ook voor detector-amateurs kunnen uitzonderingen op de certificatieplicht gelden. Ze mogen hun activiteiten tot de diepte van de bouwvoor (30 cm)verrichten, maar niet in archeologische rijksmonumenten en op plekken met een archeologische bestemming of een gemeentelijk detectieverbod.

De precieze voorwaarden voor vrijstelling voor zowel amateurarcheologen als detector-amateurs worden nader uitgewerkt in een Algemene maatregel van bestuur.

Bescherming maritiem erfgoed

In de afgelopen jaren is gebleken dat de bescherming van archeologisch erfgoed onder water onvoldoende is. Dat komt vooral omdat de omschrijving van de begrippen ‘opgraving’ en ‘archeologisch monument’ niet altijd toereikend zijn onder water. Maritieme archeologische monumenten liggen namelijk vaak op de bodem in plaats van in de bodem. In de Erfgoedwet is de formulering van de belangrijkste begrippen aangepast. Ook het verwijderen of verplaatsen van cultureel erfgoed onder water is met ingang van de Erfgoedwet expliciet een opgraving, waar een certificaat voor verplicht is. 

Vervallen bepalingen

Een aantal bepalingen uit de Monumentenwet vervalt omdat ze overbodig zijn gebleken. Het betreft de excessieve kostenregeling, nadere eisen aan rapporten bij archeologisch onderzoek, attentiegebieden aan te wijzen door provincies en toewijzing door de Minister van opgravingen aan een universiteit. 

Wanneer gaat de nieuwe situatie in?

Op 1 juni 2015 heeft de Tweede Kamer de Erfgoedwet 2016 aangenomen. Na aanvaarding door de Eerste Kamer treedt de Erfgoedwet naar verwachting op 1 juli 2016 in werking. De Eerste Kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft op 25 september 2015 de memorie van antwoord (EK 34.109, C) ontvangen en levert op 27 oktober 2015 inbreng voor het nader voorlopig verslag. 



Laatst bewerkt op 26-08-2015